7de zondag door het jaar A (2014)

Verleden week kon ik inhaken op de enkele medailles bij de Olympische Spelen in Sotsji; vandaag kan dat weer vanwege twee gouden medailles in de achtervolging. Roemen wij onze sporters vanwege hun inzet en prestaties; vandaag spreekt Jezus over dat waarin Hij ons zou willen roemen.

De afgelopen zondagen hebben we gelezen uit het vijfde hoofdstuk van Matteüs. Eerst hoorden we de Zaligsprekingen, vervolgens dat wij zout en licht moeten zijn; opdat deze wereld in het Licht van Christus komt en gered wordt van het bederf van het kwaad. Verleden week hoorden we over de Wet van Mozes. Jezus is niet gekomen om de Wet op te heffen of af te schaffen, maar om Gods Woord te vervullen. Vandaag gaat Hij verder in die lijn. Wat hoort bij kinderen van God? Wanneer kan Jezus ons zaligprijzen? Hoe ben je Licht van Christus? Hoe ben je Zout van Christus. Hoe vervul je de hogere Wet, de Wet van de Liefde van Christus?

In het boek Leviticus worden ons de eerste richtlijnen al gegeven: “Wees heilig, wees niet haatdragend tegen elkaar. Wijs elkaar terecht. Neem geen wraak op de naaste; koester geen wrok tegen de ander, maar bemin uw naaste als uzelf”.

Ik hoor soms nog mensen zeggen dat de degenen die voorin de kerk zitten, zeker niet de besten zijn. Dat wordt steevast gezegd door mensen die zelf niet meer in de kerk komen en dus ook nooit vooraan zitten. Er heersen nog altijd allerlei ideeën en vooroordelen over mensen die naar de kerk gaan. Vaak gepaard met voorbeelden over conflicten, ruzies, onrechtvaardigheden en vooral standsverschillen. Maar de tijd heeft behoorlijk schoon schip gemaakt in onze kerk; wie nu nog gaat en nu nog vooraan zit, heeft daar een eigen innerlijke motivatie voor; die gaat niet om naar de hoedjes of de kapsels te kijken, of om te netwerken omdat je baas ook in de kerk zit. Dat zijn verschijnselen uit een bepaalde periode van de kerk, de tijd die vooraf ging aan de grote leegloop. De vorm stond nog overeind, maar de inhoud was verdampt.

Als het zout zijn kracht verliest, deugt het nergens meer voor. Als het licht niet meer straalt, zie je niets meer, als de liefde hooguit middelmatig is, wordt de wereld niet beter. Daar gaat het vandaag over, of zoals Jezus verleden week al zei: “Als uw gerechtigheid die van de schriftgeleerden en Farizeeën niet ver overtreft, zult gij zeker niet binnengaan in het Rijk der hemelen.”

Het gaat om méér, of zoals de sporters zeggen: “We gaan voor goud.” Maar er is een gevaar. Als goud het doel wordt, dan lijkt het of alle middelen zijn toegestaan, als je maar goud haalt. Zo is het bij ons niet; het goud zit al in dat wat we doen, het goud zit in onze houding, in onze woorden, in onze liefde. Waarom zijn de hoogste medailles van goud? Omdat goud niet bederft, duurzaam is, niet irriteert, mooi is en zich goed laat hanteren.

Soms zeggen mensen: “Ja, jullie doen alleen goede dingen om in de hemel te komen.” Nu weet ik slechtere motieven om goed te doen, maar het is bovendien niet waar. Een kind van God is op weg naar het huis van de Vader en leeft naar Gods bedoeling. Zoiets zien we ook bij de sporters terug. Vaak proberen de reporters en interviewers uitspraken uit te lokken over wat hun doel is; maar heel vaak hoor je de sporters zeggen: “Daar wil ik niet mee bezig zijn; ik wil me focussen op het schaatsen, op de techniek, op mijn houding. Ik moet voldoende ontspannen zijn wil ik snelheid kunnen maken.” Als een sporter teveel denkt aan de finish, aan de medaille of aan de kans dat het niet lukt, dan verliest hij of zij concentratie, verkrampt en verliest.

Vandaag worden we uitgenodigd om na te denken over het dagelijkse goed-doen. Het kan gemakkelijk gebeuren dat alles redelijk loopt. De kinderen zijn gezond, je hebt het goed samen, de crisis heeft niet teveel schade gebracht, of je bent er toch waardig doorgerold. Dan gaat het nog over het gewone; dat is nog niet Gods Koninkrijk. Als alles wel goed loopt, heb je ruimte voor iets extra's; ook financieel. Heb je het goed, dan kun je ook gemakkelijker delen. Onze paus Franciscus heeft af en toe krasse uitspraken; bijvoorbeeld dat hij liefde niet vertrouwt als die je niets kost.

Jezus geeft voorbeelden van de extra; die ander wang toekeren, die extra mijl meelopen; zelfs je onderkleed geven. Dat mogen we vertalen naar deze tijd: Een hard en scherp woord, niet met dezelfde hardheid en scherpte beantwoorden. Een helpende hand reiken, maar dan niet terugtreden wanneer het wat meer wordt. Geven aan goede doelen op een manier die ook wat van het vakantiegeld pakt of waardoor je iets langer met dezelfde auto verder moet. U heeft vast en zeker zelf ook voorbeelden. De kunst is om dit ook met kinderen te delen, hen mee te nemen in die mentaliteit. Dat is niet gemakkelijk, je wilt je kind of kleinkind zich geen ‘loser’ laten voelen, je wil het zelfrespect en waardering geven. Juist dan is het goed voor hen, maar ook voor jezelf en anderen, steeds weer naar Christus te kijken en je eigenwaarde te vinden in het kind van God zijn. Hij verstond de kunst om de meerdere te zijn en tegelijk de mindere, te verliezen en zo de wereld te winnen, te sterven en zo te leven. Hij is ons voorbeeld, de grotere liefde, die wijs is en liefdevol, die niet afmeet, maar doorgaat, die niet terugkrabbelt, maar erbij blijft, die streng kan zijn waar nodig, mild en teder en toch sterk, hartelijk en toch niet opdringerig. Wij leven en gaan onze weg in de leerschool van de grotere liefde; die God is. Amen.