Jullie zijn het zout der aarde!

Beste vrienden,

Is onze God een kok? Jullie kennen Hem toch allemaal als de pottenbakker, die bij de schepping de mens uit leem heeft gevormd. En wij hebben Hem ook leren kennen als de tuinier die de hof van Eden heeft aangelegd, beplant en onderhouden. Vandaag leren we Hem dan blijkbaar kennen als kok. Wanneer er sprake is van zout, dan denk ik allereerst aan koken. Wanneer het dan gaat om het zout dat de wereld moet kruiden, dan komt onwillekeurig het beeld van een kok in mij op.   

Onze God, die de wereld samenstelt als een uitgelezen menu, die, net zoals een kok, de grote wereldsoep kookt en dan op het laatst nog vaststelt dat er iets ontbreekt. Bij het proeven stelt Hij vast dat er in zijn soep nog zout ontbreekt. Om uit dat eerder gewone, niet bepaald erg smakelijke brouwsel, toch nog iets genietbaars te maken is er nog zout nodig, namelijk het zout der aarde!

En Jezus doet me dan denken aan iemand die de ondankbare opdracht heeft om aan die soep die onze wereld is, toch nog smaak te geven. Het zout te vinden dat uit een eerder banale wereld een delicatesse, een smakelijke, een bijzondere wereld te maken.

Het Evangelie van vandaag is dan ook een bijzondere succesmelding van Jezus. Hij heeft dat zout gevonden. Hij weet nu wie die opdracht kan vervullen, wie aan die wereld de nodige smaak kan toevoegen. Het zijn diegenen die Hij kort tevoren zalig heeft geprezen. Die naar Hem toe zijn gekomen om naar Hem te luisteren, die zijn het. “Jullie zijn het zout der aarde!” Jullie allemaal, die naar deze woorden luistert, toen, zowel als nu. Jullie zijn dat zout!”

Dat klinkt op het eerste gezicht wel goed, en het leest ook vlot. Dat Evangelie van het zout der aarde hoort zonder twijfel tot de eerder vlotte, aangename en probleemloze stukjes uit de Bijbel. Maar wanneer ik die tekst wat naderbij bekijk, dan vind ik die plots niet meer zo aangenaam. Eigenlijk komt er in mij meer en meer angst op.   

Je moet je dat maar eens goed realiseren: Jezus vraagt niet „Hebben jullie zin om de wereld op smaak te brengen? Willen jullie dat zout zijn?” Hij zegt: “Jullie zijn het zout der aarde!” Die uitroep is toch veeleer een verkapt: “Jullie moeten het zout der aarde zijn!” Zo naar het motto, ik neem jullie nu maar gewoon. Jullie zijn nu het zout van de aarde. Vooruit begin er maar aan en breng de wereld maar op smaak. 

Of ik dat ook wil, daar vraagt Hij niet naar, en of ik het kan, dat vraagt Hij al helemaal niet. Integendeel! Om de emmer helemaal vol te maken verklaart Hij ook nog wat er zal gebeuren met het zout dat niet aan de norm voldoet. “Wanneer zou blijken dat jullie niet deugen als zout, dan worden jullie gewoon weggegooid. Krachteloos geworden zout is onbruikbaar! Span jullie dus maar in om jullie omgeving goed te kruiden.”  Er zijn maar weinig plaatsen in het Evangelie waar Jezus eisen zo onverbloemd duidelijk worden. Er zijn maar weinig andere plaatsen die me een zo duidelijke opdracht geven en me dan ook nog zo ongegeneerd over de eventuele consequenties inlichten. Het is geen mooie, eerder een bedreigende tekst. Maar wel een eerlijke. Een stukje uit het evangelie dat me heel eerlijk met een onaangename waarheid confronteert.

Willen of niet, er blijft me dus blijkbaar niets anders over: Ik moet zout zijn! Ik kan er niet onderuit: het ligt op mijn schouders, op ons aller schouders. Het wordt aan ons overgelaten of we uit deze wereld iets smakelijks maken of niet. Wanneer wij het niet doen, dan hoeven we er ook niet op te hopen dat iemand anders het voor ons zal doen. Die opdracht wordt ons niet afgenomen, ze kan ons ook niet worden afgenomen.  

De wereld om ons heen zal smakeloos blijven wanneer er geen mensen zijn die haar kruiden. De wereld is erop aangewezen dat er mensen zijn die zout zijn, die, net zoals zout, de anderen doordringen, die hen aansteken, hun zintuigen aanscherpen en hen meesleuren, mensen die er niet op wachten dat ze uitgenodigd worden, die we niet voortdurend het hof moeten maken, maar die zien wat er gedaan moet worden en die het gewoon uit zichzelf doen.  

De wereld is erop aangewezen, ze heeft dat zout nodig, en wel in de juiste dosering. Anders kan het gebeuren dat de soep te sterk gezouten is. Daarom hebben we mensen nodig met doorzicht, mensen die een blik hebben voor de juiste dosering, want dan pas wordt dat ongenietbaar brouwsel een smakelijk gerecht, een bijzondere wereld.

Of ze dat wordt, ligt helemaal bij ons. Of ik het nu wil of niet, wij moeten het doen! Niemand kan die taak van ons over nemen. Ze berust al van bij het begin bij iedereen die zich “mens” noemt. En dus zeker ook bij ons Christenen. “Jullie zijn het zout der aarde.“  Zonder jullie, zonder jullie inzet voor de wereld, blijft die wereld smakeloos!  

Maar, kan ik dat wel? Mag ik me wel aanmatigen om zoiets te willen zijn? Hoe kom ik toch op het idee dat ik voor anderen zout zou kunnen zijn?  Ik denk dat het voor mij heel belangrijk is dat Jezus heeft gezegd: “jullie zijn het zout der aarde!” Ook wanneer die uitspraak soms aanvoelt als “Jullie moeten zout der aarde zijn”, Hij heeft wel degelijk gezegd: “Jullie zijn zout.” Klaarblijkelijk ziet God ons daartoe in staat, klaarblijkelijk is Hij ervan overtuigd dat wij het kunnen wanneer we dat willen. Hij heeft gezegd: “Jullie zijn zout.”  En God kan het toch weten, Hij moet toch weten wie er wie er zout kan zijn en aan wie Hij die opdracht geeft, want Hij is tenslotte de kok.  Amen