Als de anderen er maar niet waren!

Beste vrienden,

De laatste jaren hebben we op economisch vlak toch wel een zeer turbulente tijd gekend. Bankencrisis, Eurocrisis, koersverschuivingen en kapitaalinjecties van de Nationale Banken. We gingen bijna allemaal twijfelen aan de gerechtigheid.

En dan lezen we dit Evangelie!  Een Evangelie dat in de ogen van veel mensen tegen zelfs de zwakste vorm van gerechtigheid indruist en dat zeker ook niet getuigt van een solide CAO of financiële politiek.  Daarbij weten we toch allemaal dat Jezus het daar helemaal niet over heeft.  En wie er dan toch van overtuigd mocht zijn dat dit Evangelie gewoon ideaal is om aan de eisen voor een rechtvaardig minimumloon nadruk te verlenen, die neemt zijn wensen voor werkelijkheid.   

Wanneer de volgende gedachten ons door het hoofd schieten, dan zijn we de bedoeling al eerder op het spoor. Gedachten zoals: “Heel mijn leven heb ik trouw en met vlijt mijn plicht gedaan – al heel mijn leven lang in God geloofd, gebeden en regelmatig naar de kerk gegaan. Maar wat heb ik er nu aan? Het resultaat is uiteindelijk toch hetzelfde als bij diegenen die zich hun leven lang om niets hebben bekommerd en dan helemaal op het laatst, kort voor hun dood, toch tot inzicht komen.”  Gaan dat soort gedachten nu ook door uw hoofd? Dan zijn we daarmee allemaal in goed gezelschap. Ik geef toe dat dergelijke gedachten me ook niet vreemd zijn. Die ontevredenheid van de arbeiders van het eerste uur kan ik goed begrijpen en daarom gaan we even luisteren naar wat zo’n arbeider toen gedacht moet hebben: „Die baas trapt toch echt wel door. Ik heb 12 volle uren in zijn wijngaard gewerkt en hoewel ik bij de eersten was om het werk aan te vatten werd ik pas als laatste betaald. Zoiets kan toch niet! En dan dacht ik nog dat ik wel meer zou krijgen, 6,7 of misschien wel 8 denariën. Maar niets daarvan. Daarbij was mijn redenering toch heel logisch: Wanneer zelfs diegene die helemaal laatst komt en maar één uur heeft gewerkt, daarvoor een gans dagloon van één denarie krijgt, dan zou ik eerlijkheidshalve toch veel meer moeten krijgen – dat is toch logisch, of niet soms? Tenslotte heb ik er een hele dag voor gezwoegd. Maar nee hoor. Ik, die me de hele dag in de zon krom gewerkt heb, heb net zoveel ontvangen als diegene die bij de koele avondbries kon beginnen en bijna niets heeft gepresteerd. En dat zou rechtvaardig zijn? Ik zou ervan door het plafond gaan!  

Wanneer Hij me dan tenminste ook als eerste had uitbetaald. Dan zou ik van het ganse dilemma niets hebben geweten. Maar nee, meneer de opzichter zegde dat de baas het net zo wou.

Het is trouwens een heel rare baas: de ganse dag reed hij rond om op de markt al die schooiers bijeen te rapen die niemand anders wilde. Werkonwilligen, luiaards en deugnieten, ouderlingen en zieken – met andere woorden, mensen die niet willen of niet meer kunnen werken. Ik woedend, en die ouwe, de baas, die kan me verder gestolen worden, die heeft ze toch niet alle vijf!!” 

Zo ongeveer zou de reactie van een van de arbeiders van het eerste uur kunnen zijn. Maar hoe zou een van de arbeiders van het laatste uur reageren? Misschien wel zo: „Dat is toch wel een rare baas. Of zou ik moeten zeggen “wat heb ik vandaag geluk gehad!” Ik sta, zoals alle dagen, op de markt bij het gemeentehuis en denk: Hopelijk komt er vandaag iemand die me werk geeft. Ik moet mijn gezin toch onderhouden. Eén denarie, dat is een dagloon en dat is voldoende om de hongerige magen thuis te kunnen vullen. Vast werk zou natuurlijk nog veel beter zijn. Maar in deze moeilijke tijden mag ik al blij zijn voor elk uur werk. Op mijn leeftijd en met al mijn gebreken is dat sowieso niet eenvoudig. Maar je kan er toch echt murw van worden: Iedere dag wachten, nooit weten of je iets naar huis zal brengen. Maar vandaag was het wel heel raar. Daar komt de baas kort voor de avond zelf en vraagt of we mee willen. Ik dacht bij mezelf: altijd beter dan niets, en ging mee. Maar wanneer we dan na het werk bij de opzichter in de rij stonden werden wij als eersten uitbetaald en kregen juist hetzelfde loon als al diegenen die de ganse dag hadden gewerkt. De ogen van die mannen had je moeten zien.  Ik geloofde zelfs mijn eigen ogen niet. Ik kreeg het loon voor een hele dag! Dat is me nog nooit overkomen. Niemand is ooit zo genereus geweest voor mij.

Bij de anderen merkte ik dat ze aan het uitrekenen waren hoeveel zij wel zouden krijgen omdat zij een ganse dag hadden gewerkt.   

Twee interpretaties van hetzelfde verhaal. Is God dan toch onrechtvaardig?  Het is me nu wel duidelijk dat het Hemelrijk toch heel anders is dan wij denken. God is helemaal niet gek, maar hij gooit wel al onze menselijke maatstaven en verwachtingen overhoop. En er is nog iets wat duidelijk wordt: De eigenaar van de wijngaard huurt mensen voor een dagloon van één denarie en die mannen voeren hun taak ten einde. Op het einde van de dag krijgen ze het met hen overeengekomen loon en normaal zouden ze tevreden moeten zijn. En ze zouden ook tevreden zijn als..: ja, als die anderen er maar niet waren geweest. En dat is altijd het grote probleem: de anderen!   Mensen hebben het al altijd moeilijk gehad met de anderen en dat is ook vandaag nog zo! 

Wanneer we naar de anderen kijken geraken we soms gefrustreerd en worden we jaloers: die blik op de anderen verwijdert ons van onze eigen tevredenheid. Dat begint al met kleinigheden zoals een rood verkeerslicht voor voetgangers: wacht ik of wacht ik niet? Het zet zich voort bij het uiten van een eigen mening en zelfs tot in de kleding. Niet zelden hangt datgene wat ik aan heb af van wat anderen daarover zeggen of hoe die dat zouden inschatten. Dikwijls volstaat reeds een opmerking van iemand anders om ons ertoe te brengen datgene wat we wilden doen te veranderen. En misschien was het nu juist wel goed geweest om datgene te doen wat we van plan waren.  We kunnen talloze voorbeelden geven waar “de anderen” ons of ons geweten moeten rechtvaardigen. Voorbeelden waarbij de blik op de anderen het eigen geweten verdringt, de eigen verantwoordelijkheid onderdrukt en onze moed om andere wegen te gaan volledig in onze schoenen doet zinken. Alleen, wanneer we ons zo gedragen doen we onszelf geen goed! Wanneer dat menselijk opzicht er niet zou zijn zouden we veel dichter bij onszelf kunnen blijven. We zouden meer tevreden zijn en een grotere innerlijke rust kennen. Onze eigen innerlijke rust en niet die van iemand anders.  Ik wens voor ons allemaal, zowel voor u als voor mij, dat wij, als dat gevoel van jaloezie en ontevredenheid weer eens opkomt bij het kijken naar de anderen, de nodige tijd zouden nemen om er eens over na te denken of we dat zelfde gevoel ook zouden hebben als die anderen er niet zouden zijn. Daarover zouden we met God een gesprek moeten aangaan en dan beslissen wat ons hart ons ingeeft. Ik denk dat we op die manier tot die innerlijke vrede en tevredenheid kunnen komen die God voor ons heeft voorzien.  Amen.