22e zondag door het jaar A - 2014

‘Wie mijn volgeling wil zijn, moet zichzelf verloochenen en zijn kruis opnemen.’

Zusters en broeders, het zijn niet direct vrolijke woorden voor deze laatste dag van de vakantie. Stel je voor dat  de leerkrachten morgen, dus op de eerste dag van het nieuwe schooljaar, tegen hun leerlingen zouden zeggen: ‘Meisjes en jongens, neem je kruis maar op als je er dit jaar iets wilt van maken.’ Ik denk niet dat de leerlingen enthousiast zouden reageren.

Maar ik denk ook dat we die woorden van Jezus misschien niet helemaal juist begrijpen, en dat we dus goed moeten nagaan wat Hij bedoelt. Moeten we een kruis opnemen zoals Hij er zelf een heeft moeten dragen, en waarop Hij gestorven is? Zeker niet. We leven in het vrije Westen immers niet in zijn tijd en in zijn maatschappij. We moeten dat kruis dus niet letterlijk opvatten. Wat Jezus onder meer bedoelt zijn de dingen die ons op een of andere manier dwars zitten, als mens en als christen. Dingen waar we niet beter en gelukkiger van worden. Allerlei dingen dus. Om er maar een te noemen: ik denk dat we al goed bezig zouden zijn ons kruis op te nemen als we tenminste voor onszelf zouden willen toegeven dat we zijn zoals we zijn. Dat we dus niet alleen kwaliteiten en goede kanten, maar ook gebreken en minder goede, misschien zelfs echt slechte kanten hebben. En we zouden ons kruis nog beter dragen als we ook zouden beseffen dat die gebreken en slechte kanten hun gevolgen hebben. Geen goede, maar op zijn minst minder goede gevolgen, niet alleen voor onszelf, maar ook voor onze medemensen. Dat we dus zouden aanvaarden dat we fouten maken, en dat we die fouten niet op anderen moeten steken. Hoe dikwijls hoor je niet zeggen - en misschien zeggen we het ook zelf - dat iets wat fout loopt de fout is van iemand anders. ‘L’enfer, c’est les autres, schreef de Franse filosoof Jean-Paul Sartre al in 1943 in zijn toneelstuk Huis Clos: de hel, dat zijn de anderen. Het zijn immers altijd de anderen geweest. Maar de wereld zou er helemaal anders, en ook veel beter uitzien mocht iedereen zelfgemaakte fouten kunnen en willen toegeven. En de wereld zou er nog veel beter uitzien mocht iedereen die fouten willen herstellen en proberen een beter mens te zijn. Een mens die niet alleen voor zichzelf, maar ook voor zijn medemensen leeft.

Misschien kunnen we ons wel een beetje spiegelen aan de profeet Jeremia.  We hoorden hem in de eerste lezing zoals we hem wel meer horen, en dat is volop klagend en zagend. Klagend omdat hij niet op kan tegen Gods vraag om zijn profeet te zijn, en zagen omdat anderen hem daarom uitlachen en bespotten. Dat is het kruis dat Jeremia moet dragen, en hij is daar niet gelukkig mee. Maar wat hij ook doet, en hoeveel hij ook klaagt en zaagt, hij kan Gods vuur dat in hem leeft niet in bedwang houden en hij kan het zeker niet blussen. Wel, het zou mooi zijn als dat ook voor ons zo was: dat we het vuur van Gods liefde in ons zouden laten branden, en dat  we  het  zouden  meenemen waar we ook gaan en staan. Dat we echt zouden proberen een volgeling te zijn van Jezus. Dat we dus niet alleen voor onszelf zouden leven, maar Jezus’ weg zouden gaan. En dat is een weg die er  ook voor anderen is. Jezus heeft daar zeer rake woorden over in het evangelie.  Hij zegt: ‘Wat voor nut heeft het voor een mens heel de wereld te winnen, als dit ten koste gaat van zijn eigen leven?’

Zusters en broeders, het zijn woorden om nooit te vergeten, en ook woorden om naar te leven. Want alleen voor onszelf leven, alleen voor ons eigen bezit, alleen voor onze eigen macht, dat is onze eigen wereld winnen, en dat is dan inderdaad ook de hele wereld. Maar het is wel een wereld die niet verder reikt dan onze eigen weg, en dat is een weg van egoïsme en bekrompenheid. Een weg zonder toekomst. Een weg die niets anders is dan een zielig kruis. Is het misschien zo’n kruis dat we willen dragen? Ik denk het niet. Ik denk dat we beter kiezen voor de weg van Jezus, en dat is een weg van openheid, van vrede, van liefde, van geluk. Moge dat ons kruis zijn. Amen.