17 e zondag A

17 A  I Kon.3,5.7-12  13, 44-52Mt

In de loop van dit jaar schreven 14 gelovige Vlaamse jongeren aan de Paus persoonlijk een brief om te vragen of ze hem eens  mochten interviewen. Een naïef idee dachten ze zelf. Ze noemden zich de groep ‘verse vis’(een heel symbolische naam voor een groepje JONGE gelovigen). Tot hun ongelooflijke verrassing stemde de Paus daarin toe. In april van dit jaar zijn 5 van hen door de paas persoonlijk bij hem uitgenodigd. (Het is uitgebreid in het nieuw geweest). Zij mochten hem allerlei vragen stellen, waarop de paus heel spontaan heeft geantwoord. Hun laatste vraag  aan de paus was: hebt u ook een vraag voor ons.  Toen heeft hij hen met een blij gezicht deze vraag gesteld: “Waar is jullie schat? Op welke schat rust jullie hart, want die zal jullie leven bepalen. Er zijn vele schatten: het kan rijkdom zijn, carrière, kennis, schoonheid…er is zoveel.  Waar is jullie schat? Dat is mijn vraag aan jullie, maar jullie moeten die voor jezelf beantwoorden, alleen, bij jullie thuis’.                                                                                                                                                                      Beste medegelovigen, daarover gaan ook de twee lezingen van vandaag: waar is jullie schat? Ook wij moeten daar alleen op antwoorden. Waar onze schat is, daar zal ook ons hart zijn. De Bijbel wil ons alleen maar helpen in onze zoektocht naar die schat. Hij vertelt ons hoe mensen vroeger, vóór ons, hun schat al dan niet gevonden hebben, en –later- Jezus. Koning Salomo zocht als jonge koning geen rijkdom of macht, maar bewust van zijn verantwoordelijkheid voor een groot volk vroeg hij God om inzicht en wijsheid ten dienste van zijn volk.  Jezus had het voortdurend over Gods droom met de wereld en de mens:  het koninkrijk van God. Mattheüs noemt het   het Rijk der Hemelen, alle andere evangelisten spreken van het koninkrijk Gods. Omdat Mattheüs het   het Rijk der Hemelen   noemt, denken we misschien al te vlug dat hij het heeft over wat wij het leven in de hemel noemen, het leven bij God na dit leven. En zo heeft men het ook dikwijls gebruikt, ‘misbruikt’,  in de loop van de geschiedenis om aan bepaalde categorieën van mensen te zeggen: als je het hier slecht hebt, dan zal je het hierna in de hemel des te beter hebben. Jezus’ Boodschap over het Rijk Gods gaat over het HIERNU. Het HIERNA is voor ons niet te vatten, het is geheel in Gods handen.                                                                                                                                                        Jezus heeft het over het Koninkrijk Gods. Ik heb het persoonlijk nogal moeilijk met dat woord ‘koninkrijk’,   het woord roept bij mij tezeer iets op van macht, wetten, onderdanigheid. Maar in Jezus’ tijd klonk dat anders, positiever: het volk Israël had geen vrijheid, zelfbeschikking meer, ze waren onderworpen aan het gezag van de Romeinse overheersers, die niet van dat volk hielden, hen uitbuitte    en ze hadden een tijd van vrijheid, welstand en welzijn gekend onder eigen koningen: vooral David en Salomo.  Het riep bij het volk Israël wel IETS op van wat het ‘koninkrijk van God’ zou kunnen betekenen. Jezus wist dat hun idee (en wellicht ook ons idee) daarover beperkt was, en dat het zoveel meer betekende, eigenlijk niet in woorden te vatten. Daarom wellicht heeft Jezus nooit een beschrijving, een soort definitie, gegeven van dat Rijk Gods. Hij spreekt erover in beelden die veel directer zijn en zoveel meer laten voelen. Vandaag de beelden van de schat in de akker, de kostbare parel. Misschien zeggen die beelden ons niet zoveel meer als toen, maar het gaat blijkbaar niet ZOMAAR om een schat. Hij of zij die die schat gevonden heeft, verkoop ALLES wat hij bezit om dat te hebben. Realiseren wij ons wel wat hier gebeurt:  die schat doordringt gans zijn leven, om die schat   zet hij gans zijn leven op het spel, hangt hij  gans zijnleven eraan vast,   Al de rest is daaraan ondergeschikt. Dat betekent NET dat al het andere niet meer bestaat of niet meer belangrijk zou zijn of zeer belangrijk, maar hoe hij ermee omgaat, hoe hij zichzelf daaraan ook geeft, het ligt in de lijn, in het verlengde van die schat die hij gevonden heeft. Je kan als dokter proberen zoveel mogelijk visites in rekening te brengen, maar je kan als dokter ook volledig geconcentreerd zijn op het welzijn van wie beroep op hem doet, om maar iets te noemen.                                                                                                                               Ik denk dat wij in onze samenkomsten hier, en ook ieder in zijn eigen leven, als gelovige mensen, proberen steeds beter  te begrijpen wat dat Rijk Gods hier en nu betekent, opdat ons voelen en handelen er steeds meer van doodrongen zou worden om  juist van daaruit te leven.