Geduld met het onkruid

 

Een landbouwer kan zoals opvoeders ontgoocheld zijn bij de oogst. Deze is niet altijd in verhouding met wat hij zaaide en met wat hij voor zijn akker deed. Er is blijkbaar iets dat ons ontsnapt. Jezus sprak over een vijand. Wie is die iemand die me tegenwerkt en mijn plannen doorkruist?

De vijandige kracht

Een optimist denkt dat alles hem toelacht en alles zal lukken. Het Westen krijgt tijdens de jaren van crisis verwijten over zijn welvaartsoptimisme uit de jaren zestig (Les trentes glorieuses van 1945 tot 1973). De mens zou elke grens en rem overwinnen.

Het is niet gemakkelijk om de tegenstander te identificeren. De complexe werkelijkheid heeft meer facetten dan wij vermoeden. Aan goede uitvindingen zijn neveneffecten verbonden, die maar later aan het licht komen.

De wisseling van optimisme en pessimisme tekent evenzeer het kerkelijk leven. Johannes Paulus II en zijn opvolger Benedictus oordeelden minder optimistisch over de Westerse wereld als tijdens het tweede Vaticaans concilie. Er is veel onkruid aan het licht gekomen. In de parabels, die Matteüs heeft bewaard uit het onderricht van Jezus, speelt de ervaring mee van onkruid in de jonge kerk.

Kardinaal Suenens schreef het boek “Bevrijd ons van het kwade.” Hij had door zijn contacten met de charismatische beweging daar een grotere gevoeligheid opgemerkt voor de aanwezigheid van het kwaad. Wie gevoelig wordt voor genade, wordt tevens gevoelig voor het mysterie van de zonde. “Ik geef me er rekenschap van dat ik gedurende de uitoefening van mijn pastoraal ambt niet steeds genoegzaam heb gewezen op het feit dat de machten van het kwaad echt werkzaam zijn in de wereld om ons heen en dat ik niet altijd voldoende aandacht heb gevestigd op de geestelijke strijd die we te voeren hebben.”

De aard van het onkruid

Het onkruid is niet zo gemakkelijk te onderscheiden. Wij kunnen dingen uitroeien, waarvan we achteraf zien dat ze goed hadden kunnen zijn. Tijdens de wereldoorlog leerden mensen ersatzproducten gebruiken. Naderhand heeft de economie deze verder gebruikt en verbeterd.

Tegenwoordig maakt men thee van brandnetels. Heilzame thee van onkruid! Misschien heeft de mens die wij als ‘onkruid’ bestempelen toch nog ‘heil’ te bieden. Het hangt van onze houding af. Willen we het onkruid uittrekken en verbranden? Of het geduldig laten trekken in het warme water van onze evangelische liefde?” (Rob Moens, Hoe kan je nu nog geloven? p. 144).

Veel geduld

De zaaier uit de parabel is wijs en omzichtig. Uit zorg om de tarwe laat hij voorlopig het onkruid mee opgroeien. Een te zuivere en te puriteinse opstelling zou onmiddellijk al het onkruid vernietigen. Uit schrik voor onkruid is menig kruid verdelgd. In de strijd tegen Katharen en Albigenzen hanteerde de grote ketterjager de leuze: “God zal de zijnen wel herkennen.” Zo werden mensen van verschillende meningen en strekkingen zonder veel onderzoek veroordeeld en dood geslagen.

Het scheiden van kruid en onkruid vergt tijd en geduld. Beide zijn in elkaar verstrengeld. Sint Augustinus gebruikte het beeld van de twee steden om het rijk van het kwade en dit van het goede aan te duiden. Hij noemde de eerste Babylon, de tweede Jeruzalem. “Babylon betekent verwarring; Jeruzalem is het visioen van de vrede. Kijk goed naar de stad van de verwarring om het vredesvisioen beter te kennen. Verdraag de eerste, streef naar de tweede.”

Augustinus stelt dan de vraag of we die twee steden uit elkaar kunnen houden en van elkaar scheiden. “Ze zijn in elkaar vermengd”, is zijn antwoord. Van bij het begin van de mensheid gaan zij hun weg naar het einde van de tijd. Jeruzalem is geboren met Abel, Babylon met Kaïn. De liefde voor God maakte Jeruzalem, deze voor de wereld Babylon. Hoe kunnen we die eerste liefde tijdens onze lange ballingschap wakker houden?

Newman sprak over het zwakke stemmetje van het goede. “Stellig is het zo dat ondanks het kwade in de wereld, God er toch is en door het geschapene spreekt, zij het dan niet luid.” Het kwade bestaat en toch verkondigen wij een zegevierend paasgeloof. God voltrekt de heilsgeschiedenis doorheen de geschiedenis van de mensen.

Newman schreef: “Eerst na de verrijzenis en vooral na de hemelvaart, bij de neerdaling van de heilige Geest begrepen de apostelen wie al die tijd bij hen geweest was. Zij begrepen het pas toen alles voorbij was en niet op het ogenblik zelf. Ik meen dat wij hieruit een algemeen principe kunnen afleiden dat uit de heilige Schrift en uit het leven naar voren treedt; wij herkennen Gods tegenwoordigheid niet zolang zij ons aandeel is, maar pas later, wanneer wij op de gebeurtenissen terugblikken” (geciteerd bij R. Boudens, Vriendelijk licht).

In eigen leven

De parabel van de zaaier is een wegwijzer voor mijn leven. De tarwe en het onkruid zijn beide in ons hart aanwezig. Ken ik het onkruid in mezelf? Strooi ik het bij anderen? Heb ik geduld?

Ik zal geen onkruid strooien op de akkers
die Gij met korrels liefde hebt bezaaid.
Ik zal het onkruid tussen mensen niet hardhandig uitroeien,
want Gij alleen draagt het hart in uw ogen
en peilt wat goed en kwaad is in een mensenleven.
Gij zijt barmhartigheid. De kleine mens is groot voor U,
de zondaar is U even lief als wie geen smet draagt op zijn handen.
Gij houdt het stil wat Gij van mensen weet
en ongezien en onverwacht redt Gij verdwaalde schapen uit de doornen. Pas als de zomer op zijn hoogste is
en Gij de oogst gaat binnenhalen
zal ik het weten: wat mensen zijn geweest voor U.
en wat Gij in barmhartigheid van mij verdragen hebt;
want ik ben klein en zondig door de tijd gegaan,-
ik mocht zo zijn van U, van mensen niet,
van U alleen, zachte Herder.Gij kent het onkruid dat ik in mij draag,
wil mij toch sparen omwille van de tarwe van mijn goede wil,
want ik begeer met hart en ziel
een minzaam mens en welgevallig in uw oog te zijn.Als ik in doornen ben verstrikt,
zal ik vertrouwvol wachten tot Gij komt
en mijn gekwetste leven op uw schouder neemt.
In U geloof ik, Herder van de honderd schapen
(M. Weemaes)